Genetische predispositie
Een ander belangrijk aspect dat in zowel deze moderne preventieve benadering als in de ayurvedische preventieve benadering naar voren komt is de genetische erfelijke predispositie. De familiegeschiedenis met betrekking tot aandoeningen en ziekten kan volgens de moderne genetische predispositie een belangrijke rol spelen bij het onderkennen van iemands aanleg en bij het vervolgens voorkomen van mogelijke aandoeningen.
Ayurveda kent dit principe – dat overigens ook in andere natuurgeneeskundige modellen (zoals bijvoorbeeld homeopathie) een algemeen aanvaard principe is – al eeuwenlang en definieert dit met de term Kha Vaiguna: een ‘verstoorde ruimte’ in het lichaam (verstoord en overerfd in dit geval).
De familiegeschiedenis speelt een zeer belangrijke rol in de Ayurvedische anamnese en kan een zeer belangrijke rol spelen bij genezen of voorkomen van aandoeningen. Beide modellen – het moderne genetische en het klassieke ayurvedische – hebben één heel belangrijk punt gemeen: ze stellen de therapeut of arts in staat in een veel vroeger stadium en op een veel dieper niveau te interveniëren dan in de gangbare geneeskunde het geval is.
Wat betreft de omgevinggerelateerde invloeden geldt hierbij natuurlijk dat de rol van de ‘patiënt’ hierbij uiteraard als een actieve en zelfverantwoordelijke bijdrage aan het genezingsproces wordt gezien. Ayurveda is in wezen een weg van de zelfheling waarbij de arts of therapeut een gids, en niet een almachtige redder met alleenrecht op genezing is.